festivals te Den Haag

Er valt veel te genieten van de natuur in de parken van Den Haag. Bomen,struiken,bloemen en vogels.
Kijk op www.parken-denhaag.nl
Een enkele maal is een veld gereserveerd voor festivals.

In het westbroekpark:
westbroekpark- parade
http://www.deparade.nl/
westbroekpark- imagine in the park
http://www.imagineinthepark.nl/

In het zuiderpark:
zuiderpark-Parkpop
http://www.parkpop.nl/nl/festival
zuiderpark-The Hague African Festival
http://www.thehagueafricanfestival.com/

zondag 5 september 2010

Ginkgo biloba, Noorse esdoorn en appelboom

Ginkgo biloba bomen verdragen goed plaatsen met verhardingen en zijn redelijk goed bestand tegen de stedelijke luchtvervuiling.

Er zijn meer bomen die bestand zijn tegen stedelijke luchtvervuiling, bijv. de plataan. Sommige bomen doen zelfs de ozonconcentratie in de stad dalen: Noorse esdoorn(acer platanoides) en de appelboom(malus). Hierbij presenteren we informatie over bovenstaande bomen.

Ginkgo biloba is een boom in de plantenfamilie Ginkgoaceae, en wordt ook wel ginkgo, Japanse notenboom, Japanse tempelboom of Chinese tempelboom genoemd. Deze boom is een levend fossiel, nagenoeg onveranderd sinds de tijd van de dinosauriërs.

De ginkgo kent zowel vrouwelijke als mannelijke exemplaren. Wereldwijd zijn er minder vrouwelijke Ginkgobomen dan mannelijke. Dit komt doordat de mens selectief mannelijke bomen aanplant: de (vrouwelijke) vruchten verspreiden namelijk een onaangename geur. Het verschil tussen beide geslachten is alleen te zien wanneer de boom in bloei staat. De boom groeit onregelmatig en kegelvormig, en wordt circa 40 meter hoog.

De Noorse esdoorn (Acer platanoides) is een plant uit de zeepboomfamilie (Sapindaceae). De plant wordt tot 30 m hoog. De schors is donkergrijs en niet afbladerend, maar is wel dikwijls overlangs gekerfd.

De plant heeft bruine knoppen die kleiner zijn dan deze van de gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus). De bladeren ontstaan in april en hebben niet-gezaagde bladranden. De lobben lopen in fijne punten uit en de inkepingen zijn stomp. De bladsteel heeft melksap. De bloeiwijzen verschijnen het eerst. De vleugels van de vruchten staan ongeveer in elkaars verlengde en vormen een stompe hoek. Bij harde wind kunnen de vruchten tot 4 km ver worden weggeblazen en tot 1000 m hoog in de lucht opstijgen.

Het geslacht Appel (Malus) bevat bomen die de algemeen bekende vruchten dragen, vooral op het noordelijk halfrond. Ook zijn er sierappels, die kleine appeltjes geven. De appel groeit in de gematigde streken.

De appel werd al 10.000 v.Chr. in Europa in het wild verzameld en al in het Nabije Oosten geteeld in 4000 v.Chr. Waarschijnlijk is de appel langs de oude zijderoute verspreid, omdat ook het genencentrum van de appel in de omgeving van deze route ligt. In Centraal-Azië komen meer dan 25 wilde appelsoorten voor, waarmee de gekweekte appel zich in de loop der eeuwen heeft gekruist. Geselecteerde rassen werden later instandgehouden door de door Chinezen ontdekte techniek van enting. Ten tijde van de Oude Grieken en Romeinen tussen de achtste eeuw v.Chr. en de vijfde eeuw na Chr. was er een florerende teelt van appels. De Romeinen hebben deze rassen verder verspreid over West-Europa. Later is dit gevolgd door verschillende herintroducties vanuit het genencentrum. In de negentiende eeuw hadden vele steden in Europa en Nederland hun eigen rassen. Deze rassen waren zoet of halfzuur, verschillend gekleurd en met verschillende vormen en grootte.